Views Navigation

Event Views Navigation

Today

Spreken 8 (A2.2)

Doelen: Een student kan een gesprek over vakanties houden. Een student kan vertellen over zijn / haar beste reis. Een student weet hoe hij / zij "hebben/ zijn" op de juiste manier in de voltooide tijd moet gebruiken.

Spreken 9 (A2.1)

Doelen: Een student kan een gesprek in een kledingwinkel voeren. Een student kan over verschillende maten praten. Een student kan praten over kleding die je op verschillende gelegenheden draagt. Een student kan trappen van vergelijking gebruiken.

Spreken 9 (A2.1)

Doelen: Een student kan een gesprek in een kledingwinkel voeren. Een student kan over verschillende maten praten. Een student kan praten over kleding die je op verschillende gelegenheden draagt. Een student kan trappen van vergelijking gebruiken.

Spreken 10 (A1)

Doelen: Verschillende dieren kennen. Over de natuur kunnen praten. Constructies "er is / er zijn" kunnen gebruiken.

Spreken 5.1 (B2.1)

Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met Nederland. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan voltooid deelwoord uitstekend gebruiken.

Spreken 9 (A2.2)

Doelen: Een student kan vertellen wat hij / zij moet doen om de beste resultaten op school / cursus te halen. Een student weet hoe hij / zij imperatief moet gebruiken.

Spreken 9 (A2.2)

Doelen: Een student kan vertellen wat hij / zij moet doen om de beste resultaten op school / cursus te halen. Een student weet hoe hij / zij imperatief moet gebruiken.

Spreken 10 (A2.1)

Doelen: Een student kan verschillende klachten uitleggen. Een student kan de dokter bellen. Een student kan vertellen wat je in verschillende situaties moet doen. Een student kan verschillende voegwoorden gebruiken.

Spreken 10 (A2.1)

Doelen: Een student kan verschillende klachten uitleggen. Een student kan de dokter bellen. Een student kan vertellen wat je in verschillende situaties moet doen. Een student kan verschillende voegwoorden gebruiken.

Spreken 11 (A1)

Doelen: De weg kunnen vragen. Modale werkwoorden kunnen gebruiken.

Spreken 5.2 (B2.1)

Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met Nederland. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan voltooid deelwoord uitstekend gebruiken.

Spreken 10 (A2.2)

Doelen: Een student kan advies geven over wat men moet doen om werk te vinden. Een student kan een gesprek over verschillende beroepen voeren. Een student kan verschillende professionele eigenschappen bespreken. Een student weet hoe hij / zij zinnen met scheidbare werkwoorden moet maken.

Enter your username and password to log into your account

Allready have an account?

Registration form

This field is required.
This field is required.
This field is required.
This field is required.
This field is required.
This field is required.

login

Enter your email and password and start exploding killer features