Spreken 3 (A2.1)
Doelen: Kunnen vertellen wanneer je iets doet. Kunnen vragen wanneer een andere persoon iets doet. Dagen van de week kennen. Een afspraak kunnen maken. Spellingsregels kennen.
Doelen: Kunnen vertellen wanneer je iets doet. Kunnen vragen wanneer een andere persoon iets doet. Dagen van de week kennen. Een afspraak kunnen maken. Spellingsregels kennen.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met menselijk lichaam en geest. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de tegenwoordige tijd uitstekend […]
Doelen: Een student kan over verschillende steden praten. Een student kan een stad beschrijven. Een student kan vertellen hoe je naar een andere stad kunt komen. Een student weet hoe hij / zij geen / niet moet gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met technologie. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de voltooid verleden tijd goed […]
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met technologie. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de voltooid verleden tijd goed […]
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met technologie. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de voltooid verleden tijd goed […]
Doelen: Klok kennen / kunnen vertellen hoe laat het is. Scheidbare werkwoorden & wederkerende voornaamwoorden kunnen gebruiken. Je weekplannen kunnen bespreken.
Doelen: Familieleden kennen. Lidwoorden de / het / een kunnen gebruiken.
Doelen: Familieleden kennen. Lidwoorden de / het / een kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met kunst en literatuur. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de onvoltooid verleden […]
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die betrekking hebben op werk. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties in het document. Een student kan passief uitstekend gebruiken.
Doelen: Klok kennen / kunnen vertellen hoe laat het is. Scheidbare werkwoorden & wederkerende voornaamwoorden kunnen gebruiken. Je weekplannen kunnen bespreken