Spreken 12 (A2.2)
Doelen van de les: Een student kan een gesprek over de Nederlandse politiek voeren. Een student kan over de politiek in zijn land vertellen. Een student begrijpt hoe hij/zij "om ... te" moet gebruiken.
Doelen van de les: Een student kan een gesprek over de Nederlandse politiek voeren. Een student kan over de politiek in zijn land vertellen. Een student begrijpt hoe hij/zij "om ... te" moet gebruiken.
Doelen van de les: Deel 1: Beantwoord de vragen Deel 2: Beschrijf het plaatje Deel 3: Zullen we spelen?
Doelen van de les: Een student kan een gesprek over de Nederlandse politiek voeren. Een student kan over de politiek in zijn land vertellen. Een student begrijpt hoe hij/zij "om ... te" moet gebruiken.
Doelen van de les: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met sport. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document.
Doelen van de les: Een student kan een gesprek over de Nederlandse politiek voeren. Een student kan over de politiek in zijn land vertellen. Een student begrijpt hoe hij/zij "om ... te" moet gebruiken.
Doelen: Jezelf kunnen voorstellen. Kennismaken met een andere persoon. Persoonlijke voornaamwoorden gebruiken. Hulpwerkwoorden zijn / hebben kunnen gebruiken.
Doelen: Het alfabet. Leren lezen. Letters, klinkers en medeklinkers, diftongen.
Doelen: Het alfabet. Leren lezen. Letters, klinkers en medeklinkers, diftongen.
Doelen: Een student kan praten en discussiëren over de ontwikkelingen in de Nederlandse taal. Een student kan zijn mening geven over de accenten in de Nederlandse taal. Een student kan de taalverschillen met andere landen vergelijken en de verschillen uitleggen.
Doelen: Een student kan advies geven over een gezonde levensstijl. Een student kan zijn mening geven over stellingen met betrekking tot gezondheid. Een student kan zowel directe als indirecte rede uitstekend gebruiken.
Doelen: Jezelf kunnen voorstellen. Kennismaken met een andere persoon. Persoonlijke voornaamwoorden Hulpwerkwoorden zijn / hebben kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan praten en discussiëren over de ontwikkelingen in de Nederlandse taal. Een student kan zijn mening geven over de accenten in de Nederlandse taal. Een student kan de taalverschillen met andere landen vergelijken en de verschillen uitleggen.