Spreken 7 (A1)
Doelen: Seizoenen, maanden en dagen van de week kennen. Vraagzinnen zonder vraagwoorden maken.
Doelen: Seizoenen, maanden en dagen van de week kennen. Vraagzinnen zonder vraagwoorden maken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met hobby. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan conditionalis (2) goed gebruiken.
Doelen: Een student kan over het Nederlandse klimaat praten. Een student kan het klimaat van Nederland vergelijken met het klimaat van zijn land. Een student weet hoe hij / zij het perfectum moet gebruiken.
Doelen: Een student kan vertellen over verschillende hobby’s. Een student kan modale werkwoorden gebruiken. Een student kent verschillende sportsoorten. Een student kan zich aanmelden bij een sportvereniging.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met financiën en economie. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan het onvoltooid deelwoord uitstekend gebruiken.
Doelen: Een student kan vertellen over verschillende hobby’s. Een student kan modale werkwoorden gebruiken. Een student kent verschillende sportsoorten. Een student kan zich aanmelden bij een sportvereniging.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met sociale media. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan het perfectum goed gebruiken.
Doelen: Groente, fruit en andere producten kennen. Vragen met vraagwoorden kunnen maken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met eten. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document.
Doelen: Een student kan over de Nederlandse natuur praten. Een student kan over de natuur in zijn / haar land vertellen. Een student weet hoe hij /zij onregelmatige werkwoorden moet gebruiken.
Doelen van de les: Jezelf kunnen voorstellen. Kennismaken met een andere persoon. Persoonlijke voornaamwoorden gebruiken. Hulpwerkwoorden zijn / hebben kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan adjectieven gebruiken. Een student kan over het uiterlijk praten en het uiterlijk van een personage beschrijven.