Spreken 3 A2.2
Doelen Een student kan over verschillende steden praten. Een student kan een stad beschrijven. Een student kan vertellen hoe je naar een andere stad kunt komen. Een student weet hoe hij geen/niet moet gebruiken.
Doelen Een student kan over verschillende steden praten. Een student kan een stad beschrijven. Een student kan vertellen hoe je naar een andere stad kunt komen. Een student weet hoe hij geen/niet moet gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een studenten kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met kunst en cultuur. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de onvoltooid verleden […]
Doelen: Familieleden kennen. Lidwoorden de / het / een kunnen gebruiken.
Doelen: Klok kennen / kunnen vertellen hoe laat het is. Scheidbare werkwoorden & wederkerende voornaamwoorden kunnen gebruiken. Je weekplannen kunnen bespreken.
Doelen: Een student kan over verschillende plekken van Nederland vertellen. Een student kan vertellen over wat hij wel en niet leuk vindt aan Nederland. Een student kan over zijn eigen land vertellen. Een student weet hoe hij "men" moet gebruiken.
Doelen: Klok kennen / kunnen vertellen hoe laat het is. Scheidbare werkwoorden & wederkerende voornaamwoorden kunnen gebruiken. Je weekplannen kunnen bespreken.
Doelen Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een studenten kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met media. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de voltooid tegenwoordige tijd goed […]
Doelen Een student kan over verschillende plekken van Nederland vertellen. Een student kan vertellen over wat hij wel en niet leuk vindt aan Nederland. Een student kan over zijn eigen land vertellen. Een student weet hoe hij "men" moet gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een studenten kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met media. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de voltooid tegenwoordige tijd goed […]
Doelen: Ingrediënten van een gerecht kunnen benoemen. Praten over het ontbijt, de lunch en het avondeten. Advies kunnen geven over een gezond dieet.
Doelen: Een student kan belangrijke feiten over de Nederlandse geschiedenis vertellen. Een student kan een paar belangrijke feiten over de geschiedenis van zijn / haar land vertellen. Een student weet hoe hij / zij het imperfectum moet gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met technologie. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de voltooid verleden tijd goed […]