Spreken 4 (A1)
Doelen: Familieleden kennen. Lidwoorden de / het / een kunnen gebruiken.
Doelen: Familieleden kennen. Lidwoorden de / het / een kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met mensen. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan conditionalis (1) goed gebruiken.
Doelen: Een student kan advies geven over een gezonde levensstijl. Een student kan zijn mening geven over stellingen met betrekking tot gezondheid. Een student kan zowel directe als indirecte rede uitstekend gebruiken.
Doelen: Gezichtsdelen kennen. Lichaamsdelen kennen. Werkwoorden in de tegenwoordige tijd kunnen vervoegen.
Doelen: Ingrediënten van een gerecht kunnen benoemen. Praten over het ontbijt, de lunch en het avondeten. Advies kunnen geven over een gezond dieet.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die betrekking hebben op werk. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties in het document. Een student kan passief uitstekend gebruiken.
Doelen: Ingrediënten van een gerecht kunnen benoemen. Praten over het ontbijt, de lunch en het avondeten. Advies kunnen geven over een gezond dieet.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met kunst en literatuur. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de onvoltooid verleden […]
Doelen: Kleren en kleuren kennen. Werkwoorden in de tegenwoordige tijd kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met hobby. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan conditionalis (2) goed gebruiken.
Doelen: Een student kan belangrijke feiten over de Nederlandse geschiedenis vertellen. Een student kan een paar belangrijke feiten over de geschiedenis van zijn / haar land vertellen. Een student weet hoe hij / zij het imperfectum moet gebruiken.
Doelen: Kunnen vertellen welke producten je nodig hebt. Kunnen praten over de voordelen en de nadelen van de markt. Kunnen vertellen over de supermarkt in Nederland en in je eigen land. Het meervoud kunnen gebruiken.