Views Navigation

Event Views Navigation

Today

Spreken 10 (A2.1)

Doelen: Een student kan verschillende klachten uitleggen. Een student kan de dokter bellen. Een student kan vertellen wat je in verschillende situaties moet doen. Een student kan verschillende voegwoorden gebruiken.

Spreken 10 (A2.1)

Doelen: Een student kan verschillende klachten uitleggen. Een student kan de dokter bellen. Een student kan vertellen wat je in verschillende situaties moet doen. Een student kan verschillende voegwoorden gebruiken.

Spreken 11 (A1)

Doelen: De weg kunnen vragen. Modale werkwoorden kunnen gebruiken.

Spreken 5.2 (B2.1)

Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met Nederland. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan voltooid deelwoord uitstekend gebruiken.

Spreken 10 (A2.2)

Doelen: Een student kan advies geven over wat men moet doen om werk te vinden. Een student kan een gesprek over verschillende beroepen voeren. Een student kan verschillende professionele eigenschappen bespreken. Een student weet hoe hij / zij zinnen met scheidbare werkwoorden moet maken.

Spreken 11 (A2.1)

Doelen: Een student kan over zijn gezin en familie vertellen. Een student kan vertellen over de verschillen tussen Nederlandse families en families uit zijn eigen land. Een student kan persoonlijk voornaamwoorden gebruiken.

Spreken 12 (A1)

Doelen: Deel 1: Beantwoord de vragen Deel 2: Beschrijf het plaatje Deel 3: Zullen we spelen?

Spreken 6.1 (B2.1)

Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende historische stellingen. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan samenstellingen uitstekend vormgeven.

Spreken 6.2 (B2.1)

Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende historische stellingen. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan samenstellingen uitstekend vormgeven.

Spreken 1 (A1)

Doelen: Het alfabet. Leren lezen. (Алфавит. Учимся читать.) Letters, klinkers en medeklinkers, diftongen. / (Буквы, гласные и согласные, дифтонги.)

Spreken 1 (A2.2)

Doelen: Een student kan over verschillende woningen praten. Een student kan zijn woning beschrijven. Een student kan vertellen hoe hij / zij zijn / haar woning heeft gevonden. Een student kan bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.

Spreken 1 (A2.1)

Doelen: Jezelf kunnen voorstellen. Kennismaken met een andere persoon. Persoonlijke voornaamwoorden gebruiken. Hulpwerkwoorden zijn / hebben kunnen gebruiken.

Enter your username and password to log into your account

Allready have an account?

Registration form

This field is required.
This field is required.
This field is required.
This field is required.
This field is required.
This field is required.

login

Enter your email and password and start exploding killer features