Beantwoord de vragen.

Oefening 1. Zet de werkwoorden in het perfectum.

Oefening 2. Zet de werkwoorden in het perfectum in de zinnen.

Oefening 3. Vul de onregelmatige werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd in.

Oefening 4. Vul het hulpwerkwoord “hebben”of “zijn”in.

Beantwoord de vragen.

Oefening 1. Maak de zinnen af.

Oefening 2. Schrijf een middellange tekst.

Beantwoord de vragen.

Oefening 1. Zet de werkwoorden in de voltooid verleden tijd. (regelmatige werkwoorden)

Oefening 2. Zet de werkwoorden in de voltooid verleden tijd. (onregelmatige werkwoorden)

Oefening 3. Zet de werkwoorden in de voltooid verleden tijd. (regelmatige & onregelmatige werkwoorden)

Oefening 4. Zet de zinnen in de juiste volgorde.

Beantwoord de vragen.

Oefening 1. Maak de zinnen af. (H5)

Oefening 2. Schrijf een middellange tekst. (H5)

Beantwoord de vragen

Oefening 1. Voeg de juiste vorm van “zullen” in de zin.

Oefening 2. Verander de zinnen van de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) naar de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (OTTT).

Oefening 3. Verander de zinnen van de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (OTTT) naar onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT).

Oefening 4. Maak zinnen met “gaan”

Beantwoord de vragen.

Oefening 1. Maak de zinnen af.

Oefening 2. Schrijf een middellange tekst.