Spreken 11 (A2.1)
Doelen: Een student kan over zijn gezin en familie vertellen. Een student kan vertellen over de verschillen tussen Nederlandse families en families uit zijn eigen land. Een student kan persoonlijk […]
Doelen: Een student kan over zijn gezin en familie vertellen. Een student kan vertellen over de verschillen tussen Nederlandse families en families uit zijn eigen land. Een student kan persoonlijk […]
Doelen: Deel 1: Beantwoord de vragen Deel 2: Beschrijf het plaatje Deel 3: Zullen we spelen?
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende historische stellingen. Een student kan […]
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende historische stellingen. Een student kan […]
Doelen: Het alfabet. Leren lezen. (Алфавит. Учимся читать.) Letters, klinkers en medeklinkers, diftongen. / (Буквы, гласные и согласные, дифтонги.)
Doelen: Een student kan over verschillende woningen praten. Een student kan zijn woning beschrijven. Een student kan vertellen hoe hij / zij zijn / haar woning heeft gevonden. Een student […]
Doelen: Jezelf kunnen voorstellen. Kennismaken met een andere persoon. Persoonlijke voornaamwoorden gebruiken. Hulpwerkwoorden zijn / hebben kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben […]
Doelen: Een student kan praten en discussiëren over de ontwikkelingen in de Nederlandse taal. Een student kan zijn mening geven over de accenten in de Nederlandse taal. Een student kan […]
Doelen: Een student kan over verschillende woningen praten. Een student kan zijn woning beschrijven. Een student kan vertellen hoe hij / zij zijn / haar woning heeft gevonden. Een student […]
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben […]
Doelen: Jezelf kunnen voorstellen. Kennismaken met een andere persoon. Persoonlijke voornaamwoorden gebruiken. Hulpwerkwoorden zijn / hebben kunnen gebruiken.