Spreken 1 B1
Een studenten kan praten en discussiëren over de ontwikkelingen in de Nederlandse taal. Een student kan zijn mening geven over de accenten in de Nederlandse taal. Een student kan de […]
Een studenten kan praten en discussiëren over de ontwikkelingen in de Nederlandse taal. Een student kan zijn mening geven over de accenten in de Nederlandse taal. Een student kan de […]
Een student kan over verschillende woningen praten. Een student kan zijn woning beschrijven. Een student kan vertellen hoe hij zijn woning heeft gevonden. Een student kan bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.
Doelen: Een studenten kan praten en discussiëren over de ontwikkelingen in de Nederlandse taal. Een student kan zijn mening geven over de accenten in de Nederlandse taal. Een student kan […]
Het doel: De cijfers / getallen tot 100 kennen.
Doelen: Persoonlijke gegevens kunnen opgeven. Persoonlijke gegevens kunnen vragen. Tegenwoordige tijd kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan beschrijven hoe die ergens naartoe moet komen. Een student kan verschillende voorzetsels gebruiken.
Doelen: Persoonlijke gegevens kunnen opgeven. Persoonlijke gegevens kunnen vragen. Tegenwoordige tijd kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een studenten kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben […]
Doelen: Een student kan beschrijven hoe die ergens naartoe moet komen. Een student kan verschillende voorzetsels gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een studenten kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te […]
Doelen: Even voorstellen! Persoonlijke voornaamwoorden kennen. Werkwoorden zijn en hebben kennen.
Doelen: Kunnen vertellen wanneer je iets doet. Kunnen vragen wanneer een andere persoon iets doet. Dagen van de week kennen. Een afspraak kunnen maken. Spellingsregels kennen.