Spreken 3.1 (B1.1)
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te […]
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te […]
Doelen: Kleren en kleuren kennen. Werkwoorden in de tegenwoordige tijd kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben […]
Doelen: Een student kan belangrijke feiten over de Nederlandse geschiedenis vertellen. Een student kan een paar belangrijke feiten over de geschiedenis van zijn / haar land vertellen. Een student weet […]
Doelen: Kunnen vertellen welke producten je nodig hebt. Kunnen praten over de voordelen en de nadelen van de markt. Kunnen vertellen over de supermarkt in Nederland en in je eigen […]
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die betrekking hebben op […]
Doelen: Kunnen vertellen welke producten je nodig hebt. Kunnen praten over de voordelen en de nadelen van de markt. Kunnen vertellen over de supermarkt in Nederland en in je eigen […]
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te […]
Doelen: Seizoenen, maanden en dagen van de week kennen. Vraagzinnen zonder vraagwoorden maken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben […]
Doelen: Een student kan over het Nederlandse klimaat praten. Een student kan het klimaat van Nederland vergelijken met het klimaat van zijn land. Een student weet hoe hij / zij […]
Doelen: Een student kan vertellen over verschillende hobby’s. Een student kan modale werkwoorden gebruiken. Een student kent verschillende sportsoorten. Een student kan zich aanmelden bij een sportvereniging.