Spreken 8 (A2.2)
Doelen: Een student kan een gesprek over vakanties houden. Een student kan vertellen over zijn / haar beste reis. Een student weet hoe hij / zij "hebben/ zijn" op de […]
Doelen: Een student kan een gesprek over vakanties houden. Een student kan vertellen over zijn / haar beste reis. Een student weet hoe hij / zij "hebben/ zijn" op de […]
Doelen: Een student kan adjectieven gebruiken. Een student kan over het uiterlijk praten en het uiterlijk van een personage beschrijven.
Doelen: Een student kan vertellen wat hij / zij moet doen om de beste resultaten op school / cursus te halen. Een student weet hoe hij / zij imperatief moet […]
Doelen: Een student kan een gesprek in een kledingwinkel voeren. Een student kan over verschillende maten praten. Een student kan praten over kleding die je op verschillende gelegenheden draagt. Een […]
Doelen: Verschillende kamers in een huis kennen. Geen / niet kunnen gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te […]
Doelen: Een student kan vertellen wat hij / zij moet doen om de beste resultaten op school / cursus te halen. Een student weet hoe hij / zij imperatief moet […]
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op vragen over de tekst die hij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met […]